Biodiversiteit balanceren
Onze tuinders delen graag hun ervaringen, maar ook persoonlijke verhalen van op de tuin. In deze blog schrijft Michiel Mildner over plaagbeestjes die soms voor aardig wat kriebels en schade aan onze gewassen zorgen. Door biodiversiteit te bevorderen, krijgen plaagbeestjes minder kans. Het idee hierachter is dat een natuurlijke vijand de populatie van een plaaginsect in toom houdt, nog voordat het überhaupt de kans krijgt om zich te ontwikkelen tot een ware plaag.
De relatie tussen planten en insecten bestaat al lang. Zo lang dat insecten en planten een op elkaar aangepaste evolutie hebben een zogenaamde co-evolutie. Denk daarbij aan de bijzondere kleuren van bloemen en de ingewikkelde patronen hierop die aan bestuivers aangeven waar ze nectar kunnen halen en zo tegelijk planten helpen met bestuiving.
Bij de Tuinders tuinieren we op een natuurvriendelijke manier. Zonder gif, kunstmest of monoculturen. We telen veel verschillende groenten, bloemen en kruiden op onze tuintjes van 500 vierkante meter. Hierdoor trekken we veel insecten aan. Insecten die helpen, zoals bijen die onze courgettes bestuiven en lieveheersbeestjes die bladluizen opeten. Maar ook insecten die best vervelend kunnen zijn en zelfs doorgaan als plaagbeestjes of plaagdieren.
Er bestaat in de moestuin dus een balans tussen de predatoren (spinnen, lieveheersbeestjes, roofmijten, roofwantsen, sluipwespen) die de plaagbeestjes opeten en de plaagbeestjes zelf (slakken, bladluizen, witte vlieg, rupsen, mineervliegen etc.) die schade aanrichten in je groenteplantjes. Het houden van de balans gaat erom dat je ook een gezond ecosysteem hebt waar de schade aan je gewassen beperkt blijft omdat er genoeg andere insecten zijn die op ze jagen.
Je kan zelf actief invloed uitoefenen op deze balans. Zo plaatsen wij altijd klimaatdoek op onze jonge kolen omdat koolwitjes daar heel graag hun eieren opleggen en hun rupsen dan niets overlaten van onze koolplantjes. Dit helpt doorgaans goed tegen de koolwitjes (helaas niet altijd zoals je hierboven ziet en dan komt het aan op handmatig verwijderen) maar onder het doek heeft de slak weer vrij spel. Hij is daar goed beschermd tegen zijn vijanden zoals vogels en egels en heeft alle tijd om rustig aan de boerenkool te knagen. Het is dus belangrijk om ook regelmatig onder de doeken te kijken en goed te wieden. Onkruid is voor de slak een perfecte uitvalsbasis.
Nog zo’n voorbeeld van afgelopen jaar was de prei-mineervlieg in onze uien en preien. Een beestje wat oorspronkelijk uit Oost-Europa komt en helaas in Nederland geen natuurlijke vijanden heeft. Hij is zo klein dat hij zelfs door klimaatdoek kan kruipen en zo alsnog bij je preien, uien en sjalotten kan komen. Deze vlieg legde zijn larven in onze preien die vervolgens zich door de gehele prei aten. Het viel ons op doordat de preien opeens stopte met groeien, het loof krulde op en zag er niet fris meer uit. We haalde een prei uit de grond en ja hoor, daar was de larve vrijwel meteen te zien.
Met het aanplanten van kruiden en bloemen rondom je tuin trek je niet alleen predatoren zoals lieveheersbeestjes aan, je brengt de plaagbeestjes ermee in verwarring omdat deze bijvoorbeeld pas eieren willen leggen op een plek waar ze er zeker van zijn dat er genoeg dezelfde plantjes op een plek staan. Wanneer ze opeens een munt of saliestruik tegenkomen die in de buurt van de uien staat denken ze wel twee keer na voordat ze daar een nieuwe generatie starten.
Balanceren met diversiteit is de sleutel bij effectieve natuurlijke plaagbeheersing. Het is belangrijk voor ons als tuinders om ook te co-evolueren met de insecten die een erg belangrijke maar vaak onzichtbare rol spelen in onze wereld.